Arita Baaijens - Luisteren naar het Landschap

Het thema natuur lijkt tegenwoordig steeds belangrijker te worden. We moeten ons bewust worden van de impact die wij als mens hebben op de omgeving. Aan de ene kant lijken we niet meer heen kunnen om thema’s als duurzaamheid en klimaatverandering. Aan de andere kant lijkt het alsof jongeren steeds minder in de natuur aanwezig zijn. Maar in hoeverre klopt dat beeld? Als Groene Trainees starten we daarom het project ‘Lighten up your landscape’ We spraken met verschillende mensen uit het Van Gogh Nationaal Park, die ons nieuw licht wierpen op de vragen als; wat is verbinding met de natuur precies? Waarom is dit belangrijk? En zijn er verschillende manieren waarop die verbinding vorm kan krijgen?

In een eerder gesprek zochten we antwoord op de vraag: Wat betekent ‘de natuur’ precies? Wat valt er wel en niet onder natuur? In dit deel vertellen we over de workshop ‘luisteren naar het landschap’ van Arita Baaijens, die we bijwoonden. Arita heeft als ontdekkingsreiziger, onderzoeker en na haar vele avonturen tijdens haar leven in de Sahara en het Altaigeberte in Siberië een interessante visie de natuur. Volgens haar zouden we de tijd en moeite moeten nemen om beter naar het landschap te luisteren.

“Hallo Dommel” 

“Goedemiddag” 

“Hallo”

“Hoe is het?” 

Twintig van dit soort begroetingen schoten voor en achter mij de lucht in, terwijl we met een flinke groep via een bruggetje de Dommel overstaken. Het begroeten van het landschap, dat was de eerste opdracht die we meekregen van Arita Baaijens, die een interessante workshop verzorgde met als onderwerp ‘luisteren naar het landschap’. Volgens Arita kennen wij in Nederland een té eenzijdige relatie met de natuur. Een relatie waarin wij als de mens boven de natuur staan en onze natuurlijke omgeving kunnen veranderen en inzetten om ons eigen welzijn te verbeteren. Daarbij gebruiken we bovendien vooral de wetenschap als model om de werkelijkheid te kunnen verklaren. Want meten is weten! Maar is dat wel zo?  

Heeft de wetenschap een monopolie op waarheid, of is het slechts één van verschillende modellen van waarheid die we kunnen hanteren? Dit is één van de vragen die Arita centraal stelde tijdens haar vele jaren leven in de woestijn van Egypte en Soedan en later in het Altai gebergte in Siberië. Door haar leven heen ontmoette ze verschillende mensen die haar een andere vorm van leven met de natuur lieten zien. Een vorm waarin de mens slechts een onderdeel is van de kringloop van het leven. Waar de mens niet boven de natuur staat en deze beïnvloed, maar samenleeft met de natuur en naar haar luistert en haar beschermt. Deze tegenstelling noemt Arita ‘fixers versus verbeelders’. Ons wereldbeeld in Nederland is te veel gefocust op het fixen. Het meten van elementen in het landschap en veranderingen aanbrengen om onze problemen op te lossen en het leven voor onszelf gemakkelijker te maken. Er is bij weinig plaats voor die verbeelders die ze ontmoette tijdens haar reizen.

Individuele gevoelens en ervaringen worden door de wetenschap al snel als ‘subjectief’ en daardoor als minderwaardig bestempeld, waardoor we er niet meer over mogen praten en deze data niet meenemen in beleidsontwikkeling. Maar een bijzondere ervaring met het landschap kan voor iemand toch echt een werkelijkheid zijn. Waarom voel je je op de ene plek meer verbonden met de natuur dan op de andere? En waarom is die plek voor jou niet hetzelfde als voor mij? Wellicht hechten we te veel waarde aan een model die nooit de hele werkelijkheid zal kunnen begrijpen. En in tijden van ons kritieke klimaat is dat misschien niet wenselijk. We hebben dus meer verbeelders nodig, mensen die durven te luisteren naar het landschap.  

Zo liepen we met een groep van 20 mensen langs de Dommel. Het begroeten van het landschap was de eerste opdracht. Daarna kwam luisteren. Luisteren naar het landschap, en luisteren naar ons lichaam. Volgens Arita communiceren we onbewust veel met de natuur om ons heen. Via deze communicatie kunnen we er misschien achter komen wat het landschap zelf wil. Het landschap een stem geven. En om dat te doen, moeten we luisteren met ons hele lichaam. Om eerlijk te zijn was wat ik in mijn lichaam voelde, vooral frustratie. Frustratie, omdat ik niet goed wist waar ik naar moest luisteren, of wat nou precies de bedoeling was. Terwijl ik ook wel begreep dat ‘een doel hebben’ precies niet de bedoeling was. Rationaliteit voerde in mijn lichaam de boventoon. Wat ik hoorde en voelde in mijn lichaam, was vooral het geknaag van mijn fixers-mentaliteit.   

‘Zoek een plekje langs de Dommel en schrijf op wat je ziet, wat je hoort, ruikt en proeft’. Tja… Nu kon ik opschrijven dat ik water zag stromen en een boom zag staan in de verte, maar dat was naar mijn idee niet waar Arita op doelde. Ik wilde dieper gaan, maar hoe? Dus bleef ik maar gewoon een tijdje staren naar het water zonder iets op te schrijven. Na een paar minuten voelde ik toch iets borrelen. Een drang om m’n energie aan te passen aan de omgeving. Één van de regels van vandaag was; gek doen bestaat niet, volg je intuïtie. Dus dat deed ik. Ik liep mee met het tempo van het water en pikte daarna de energie op van de wind en rende langs de oever, terwijl ik m’n hand met de wind mee door het riet haalde. Bij een weiland met koeien, hoorde ik het ritme van het kauwen en het ademen van de grote zachte beesten. Zij leken zich niets aan te trekken van mijn wilde gejaag langs het weiland en kauwden ongeïnteresseerd door. Hun vacht kreeg een warme gloed in de zon. Ik wilde tegen ze aan kruipen. Waar de meeste deelnemers aangaven rustig te werden van het luisteren naar de natuur, leek ik mijn energie vooral te willen matchen met de elementen in het landschap waar ik me op focuste. Zo streek ik neer tegen een paaltje bij de koeien in het gras.  

‘Doe je ogen dicht en luister’. Met dat soort opdrachten heb ik vaak een beetje moeite. ‘Alsof dat echt verschil gaat maken en ik dan ineens precies weet wat het landschap mij wil vertellen’, schoot er meteen door mijn eigenwijze hoofd. Maar ik had toch al als een debiel langs de oever gerend, dus stelde ik me er ook maar voor open om m’n ogen te sluiten. Naast het kauwen en gesnuif van de koeien, hoorde ik een vogel in het water en een stukje verder een kerkklok die ons de tijd vertelde. Maar toen ik mijn ogen opendeed keek ik tegen een dichtbegroeide wand van riet aan, die mijn zicht blokkeerde. Dat gaf mij een interessant inzicht. Door mijn ogen te sluiten en daardoor niet te focussen op wat ik feitelijk om me heen zag, maar mijn aandacht te richten op andere zintuigen, werd mijn zicht ironisch genoeg juist breder. Mijn kennis werd aangevuld met ervaringen uit een andere werkelijkheid. ‘Is dat niet een prachtig metafoor voor de fixers versus verbeelders tegenstelling? De wetenschap versus andere modellen van de werkelijkheid?’, dacht ik bij mezelf. Wetenschap kan veel verklaren, maar het kan ook heel veel niet verklaren. Als je de wereld om je heen alleen probeert te verklaren aan de hand van wat je ziet, van wat je kunt meten, dan mis je eigenlijk een gehele dimensie. Door juist ook naar andere modellen van de werkelijkheid te kijken, zoals het gevoel van verbondenheid met het landschap, kunnen we het landschap op een andere manier leren te begrijpen. Wellicht daarmee een relatie aan gaan met de natuur die tweezijdig is, gebaseerd op wederkerigheid. Wellicht dat we er zo achter kunnen komen wat het landschap ons probeert te vertellen en het een stem geven, voordat het straks te laat is. 

Natuur is wetenschap, maar natuur is zeker ook poëzie. Als laatste opdracht schreven we daarom doorgeef-gedichten, om het narratief van de eenzijdige relatie met de natuur te veranderen. Dit deden we aan de hand van drie zinnen uit een gedicht genaamd ‘The Dry Salvages’ van T.S. Eliot, waarna we alleen een nieuwe zin toevoegde en het gedicht doorgaven aan een ander om erop door te gaan. Deze gedichten en ideeën verzamelde ik om er één gezamenlijk narratief van te maken: