De cultuurlandschappen worden geroemd om hun afwisseling en schoonheid. Ze zijn in de loop van de eeuwen ontstaan, omdat mensen er werkten en hun brood verdienden. Landbouw, turfwinning en populierenteelt hebben hun sporen nagelaten. Ook rijke stedelingen uit Breda, Antwerpen en ’s-Hertogenbosch hebben hun stempel op het landschap gedrukt door de aanleg van fraaie landgoederen. Het mozaïek van landschappen dat zo ontstond heeft hoge natuurwaarden en is karakteristiek voor het bekenlandschap.
Het groene afwisselende landschap ten zuiden van de oude vestingsteden ‘s-Hertogenbosch en Breda bestaat voor een groot deel uit landgoederen. Sommige landgoederen gaan al terug tot de middeleeuwen.
In de tijd van Van Gogh, aan het einde van de negentiende eeuw, stond de Brabantse landbouw voor grote opgaven. Er bestond grote armoede onder de groeiende bevolking. De landbouw liep tegen zijn grenzen aan. Het areaal aan productieve akkers en weilanden was beperkt. Vanuit de katholieke armenzorg, de overheid en vooruitstrevende landgoedeigenaren ontstond een roep om ontginning van de grote heidegebieden die als onproductief werden gezien. Het overgrote deel van de heide was echter nog in gemeenschappelijk gebruik. Boeren lieten er hun schapen grazen en staken er plaggen voor de bemesting van hun akkers. Uiteindelijk maakte de komst van nieuwe meststoffen als guano en kunstmest de weg vrij voor ontginning en een nieuwe economie. Er ontstond een nieuw landschap, dat van de strak ingerichte ‘jonge ontginningen’, waar duizenden kleine boeren een nieuw bestaan vonden. De droogste heidegronden waren minder geschikt voor landbouw en werden bebost. Alleen hier en daar bleven de heidevelden bestaan.
Wout ontwikkelt nieuwe natuur op landbouwgrond en houdt ruimte vrij voor een aantal tiny houses. Na een vastgestelde periode van tien jaar vertrekken de bewoners met hun huisjes naar een nieuwe locatie. Er blijft dan een natuurgebied achter. En op de nieuwe locatie gaan ze dan weer nieuwe natuur maken.
Lees het volledige interviewIn de twintigste eeuw waren het juist de oudere landbouwgronden die beperkend waren voor de verdere ontwikkeling van de landbouw. Het oude landschap met houtwallen, zandpaden en ontelbare kleine percelen, kon de groeiende bevolking niet meer voeden. In de jaren ’40 van de twintigste eeuw werd gestart met ruilverkaveling, specialisatie en herinrichting. Paden werden rechtgetrokken, beken gekanaliseerd, percelen samengevoegd en houtwallen opgeruimd. De ontwatering verbeterde sterk. Hoewel het kleinschalige landschap van 1900 op verschillende plekken is verdwenen, is het opmerkelijk dat enkele vroege ruilverkavelingen in het Van Gogh Nationaal Park juist met grote zorg voor het historische landschap zijn uitgevoerd.
Het bekendste voorbeeld is het populierenlandschap van de Scheeken, dat nog altijd zeer fraai is, dankzij het landschapsplan van landschapsarchitect R.J. Benthem uit 1943. “Niet de schepping van een modernen landschapsvorm dient hier de opgave te zijn, doch een zorgvuldige aanpassing aan de huidige landschappelijke schoonheid,” stelde Benthem. Ook later zijn verschillende ruilverkavelingen met oog voor het historische landschap uitgevoerd, mede door de inzet van landschapsbeschermers.
In het naoorlogse Nederland was ‘Nooit meer Hongerwinter’ een belangrijke maatschappelijke prioriteit. Met de introductie van het gemeenschappelijke Europese landbouwbeleid, de ontwikkeling van de landbouwwetenschap en -voorlichting en de komst van importvoer uit de haven van Rotterdam in de jaren ’60, werd een spectaculaire ontwikkeling van de land- en tuinbouw mogelijk. Landbouwbedrijven specialiseerden zich. Het arme Brabantse zandgebied uit de tijd van Van Gogh veranderde in een innovatieve agrarische regio met een van de hoogste productieniveaus per hectare van Nederland, niet alleen in de veehouderij, maar bijvoorbeeld ook in de vollegrondstuinbouw en de boomteelt. Ondertussen groeide ook de rest van de economie flink, verschenen er nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen, en werd er fors geïnvesteerd in de infrastructuur. In het landschap werden al die ontwikkelingen zichtbaar door het verdwijnen van houtwallen, het rechttrekken van beken en het verschijnen van bedrijventerreinen, woonwijken en grote bedrijfsgebouwen. Voor de biodiversiteit, het kleinschalige landschap en de bodemkwaliteit hadden die ontwikkelingen vaak een negatieve invloed. Desondanks zijn er ook nu nog veel gebieden met aantrekkelijke cultuurlandschappen.