Wie: Rolf Vonk
Geboren: Veghel
Woonplaats: Veghel
Beroep: Medewerker Erfgoed Brabant
Mooiste plek van Veghel: Dorshout, een eeuwenoud landschap dat standhoudt tussen industrialisatie en verstedelijking.
“ ‘Welke wereld willen we nalaten? Versteend en versnipperd of groen en verbonden?’ ”
Rolf Vonk
Als klein jongetje kwam Rolf Vonk regelmatig op de oude boerderij van Sjaantje en Wimke in het buitengebied van Veghel. Daar rook hij de geur van koeien, zag hij eeuwenoude balken en hoorde hij het zware dialect van de boerin. Volgens Rolf is zijn liefde voor erfgoed op deze plek geboren. Nu waakt hij over de wortels van zijn geboortegrond. En die liggen niet alleen in het nostalgische boerenland, maar óók in de industrie: ‘Ze vormen een spannende combinatie en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.’
Met het project Eerderwoud wil je Veghel mooier maken, is het zo lelijk?
‘Het industriegebied van Veghel wordt als het lelijkste stuk van de regio gezien. Dat komt vooral omdat de dingen die vroeger met elkaar verbonden waren door de jaren heen zijn losgeknipt: de dorpskern, de industrie, het Wijbosch Broek. Er zijn keiharde, onnatuurlijke grenzen ontstaan. Een nieuw Eerderwoud, dat zich in de Middeleeuwen uitstrekte van Dorshout bij Veghel tot Houterd bij Schijndel, kan die losse elementen op een eigentijdse manier weer met elkaar verbinden.’
Waarom ben je zelf in actie gekomen?
‘De aanleg van het industrieterrein in Doornhoek en De Kempkens speelt daarbij een belangrijke rol. Daar is een prachtig stuk Brabant plat gebulldozerd. Ik snap dat er economische keuzes gemaakt moeten worden, maar hier is een versteend landschap zonder verhaal ontstaan met enkel wat schaamgroen. Wie wordt daar gelukkig van? Dat moet anders kunnen.’
Industrie is toch per definitie lelijk. Wat kun je daaraan doen?
‘Vroeger hoorde de industrie veel meer bij het dorp en de omgeving dan nu. Dat zorgt ook voor wederzijdse betrokkenheid. Daar moeten we met nieuwe oplossingen terug naartoe. Na de Tweede Wereldoorlog wilde Veghel er met industrialisatie voor zorgen dat er werk was in de regio, zodat de bewoners een goed leven konden opbouwen. Dat was de toekomstvisie van toen. We zitten nu op het punt dat we over ónze nalatenschap moeten nadenken, hoe willen wij de wereld achterlaten? Versteend en versnipperd of groen en met elkaar verbonden?’
Bedrijven willen geld verdienen. Verfraaing kost juist geld.
‘Daarom was ik zo verrast toen ik met bedrijven in gesprek raakte. Zij zijn zich heel erg bewust van hun maatschappelijke rol en zijn oprecht geïnteresseerd in vernieuwing. Thema’s als duurzaamheid, circulaire economie en verantwoord ondernemen staan er serieus op de agenda. Meer dan bij de lokale overheid.’
Wat is jouw droom voor je geboortestreek?
‘Natuur, dorpen en bedrijvigheid moeten weer in elkaar gaan overlopen. Net als vroeger. Dat hoeft niet per se met het aanplanten van populierenlanen of knotwilgen. Er zijn ook andere, eigentijdse oplossingen denkbaar. Zo is er een idee om van het Duits Lijntje, een voormalige spoorlijn, het langste voedselbos van Europa te maken. Zoiets zorgt voor verbinding en betrokkenheid en past ontzettend goed bij het DNA van de streek.’
Jij bent in actie gekomen om die droom na te jagen. Wat was jouw eerste stap?
‘Tijdens een presentatieavond over het landschap ben ik op een medewerker van de gemeente Meierijstad afgestapt die een verhaal had gehouden over de toekomst van het landschap. We hebben een afspraak gemaakt en zijn samen door het gebied gaan wandelen om kennis en ideeën uit te wisselen.’
Wat raad je anderen aan die in hun omgeving ook het verschil willen maken?
‘Ga op zoek naar je belangrijkste drijfveren. Wat wil je precies en waarom is dat zo belangrijk voor je? Dat is één van de belangrijkste dingen die ik tijdens de Van Gogh Nationaal Park Academie heb geleerd. Zo gaat het mij in de kern niet om het herstel van het verdwenen Eerderwoud, maar om onze gezamenlijke nalatenschap. Dat geeft andere partijen de ruimte om aan te haken, waardoor de kans op succes veel groter wordt. Want als we echt iets willen bereiken, hebben we elkaar nodig.’