Hendrik Hoeksema (ZLTO) en Femke Dingemans (BMF) zijn beiden lid van de stuurgroep van het project Brabants Bodem. Vanuit heel verschillende organisaties zijn ze opvallend eensgezind over de ambities en het belang van Brabants Bodem binnen Van Gogh Nationaal Park. “We willen allebei duurzaam geproduceerd voedsel, herstel van biodiversiteit en een mooier landschap. Met boeren die een boterham kunnen verdienen.”
Beiden koesteren ze de brede samenwerking als een soort reis. Een reis waarin het soms schuurt, en waarin snelle en gedegen oplossingen voorop staan, want: “We zijn het wel naar elkaar toe verplicht, dat we met Brabants Bodem concrete resultaten laten zien, zodat niemand kan zeggen: ‘het werkt niet.’”
Dat past in de traditie die we hier in Brabant hebben, met de Brabantse Manifestpartners, in wat we het ‘Brabants model’ noemen,” vindt Dingemans. “Het is toch wel een grondgedachte dat we er samen uit moeten zien te komen. Niemand kan de oplossingen die er nodig zijn alleen bedenken.”
Het samenwerken volgens het ‘Brabants model’ mag dan wel een kenmerk van Brabants Bodem zijn, het unieke aan Brabants Bodem is toch met name het praktische, de ‘hands on’-mentaliteit, vindt Hoeksema.
En wat zeker ook uniek is, is dat we dat doen onder de paraplu van Van Gogh Nationaal Park en ook samen met het Ministerie van LNV,” voegt Dingemans toe. “We werken wel vaker samen in projecten, maar hier hebben we een uitdaging. Het gaat om dit bijzondere gebied als geheel, een gebied met waardevolle natuur, dat recreatief aantrekkelijk moet blijven, en waar het ook goed leven en verdienen moet zijn.”
De stip aan de horizon is niet zo verschillend. De verschillen zitten vooral in de weg ernaartoe, denken ze. Hoeksema: “Als je die verschillen zou willen opzoeken… dan zien wij wat verschillende transitiepaden. Ook hoog innovatief, in de intensievere sectoren. Misschien dat wij die verschillende paden heel nadrukkelijk open houden. Onze achterban is heel divers, van biologisch naar hoog intensief.”
Hoeksema en Dingemans benadrukken echter liever de gezamenlijkheid dan de verschillen. “Ik denk dat we allebei in de achterban wel mensen hebben die niet snappen waarom we met elkaar in een project zitten,” zegt Dingemans. “Maar dan vind ik het de uitdaging om uit te leggen waarom het toch echt wél verstandig is, en dat het heel leerzaam is en heel leuk.”
Hoeksema knikt: “Ik vind het gewoon heel goed dat je over en weer inzicht krijgt in elkaars organisatie, elkaars achterban, en in de dilemma’s die je daar ook bij tegenkomt.” Dingemans: “Als je alleen maar voor je eigen publiek staat, dan ga je elkaar niet verder helpen.”
Het succes van Brabants Bodem leunt nu voor een belangrijk deel op de Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij. Die heeft laten zien dat het idee echt werkt, daar zijn ze het over eens. Hoeksema: “Het is best knap dat we dat zo van de grond hebben gekregen. Tegelijkertijd zien we de vragen voor de toekomst alweer opdoemen. Aanvullen van inkomen, koppelen van maatschappelijke doelen… hoe ga je dat nu bij ieder van de partijen structureel verankeren?”
Stikstofmaatregelen zullen zeker consequenties hebben voor agrarische bedrijven in het Van Gogh Nationaal Park. De melkveehouderij staat onder druk en intensief grondgebruik neemt toe. Volgens Hoeksema is Brabants Bodem met de Brabantse Biodiversiteitsmonitor de discussie al voor. “Al is het misschien niet genoeg. Wat er nu gebeurt is best intens. Ik ben heel blij dat we elkaar in Brabant heel snel kunnen vinden. Wat niet wil zeggen dat je altijd een goede oplossing hebt. Maar je probeert altijd te werken aan perspectief.”
Voor Brabants Bodem moet de stikstofdiscussie vooral een reden zijn om door te gaan met de zoektocht die er nu ook al is, vindt Dingemans. “Verduurzaming en beter verdienen, dat moet met elkaar in balans zijn. Die zoektocht naar een optimum is heel belangrijk. Als je niets doet, wordt de maatschappelijke opgave steeds groter, en holt het verdienmodel achteruit. Dus er zit ook nog eens een druk op om dat snel te doen. Dan is het belangrijk dat we breder kijken dan alleen de melkveehouder, en andere maatschappelijke opgaven daarbij betrekken.”
Andere sectoren dan de melkveehouderij zijn wel in beeld. Ook daar kun je met elkaar oplossingen zoeken én vinden, denkt Hoeksema. Zo wordt er nu ook een biodiversiteitsmonitor voor de akkerbouw ontwikkeld. Al zijn er in elke sector nog genoeg uitdagingen.
Dingemans: “We zien dat er veel wordt omgeschakeld richting intensieve teelten. In Midden-Brabant is er een lange traditie in boomteelt. Hoe moet je die intensieve teelten begeleiden naar verduurzaming? Daar ligt een flinke bodem- en wateropgave. Bestrijdingsmiddelen spelen ook een rol. Als je dan gaat naar verdere intensivering, dan worden de problemen alleen maar groter. Daar is het verdienmodel misschien niet de oplossing. Daar zijn we echt nog wel zoekende in. We gaan ook samen met de sector in gesprek: wat werkt hier nu voor jullie?”
Hoeksema: “Femke noemt de boomkwekers. Soms is het appelleren aan je verbeeldingskracht. Met een project als Versailles probeer je je een landschap voor te stellen over 20, 30 jaar, dat wél kan voldoen aan de doelstellingen die we met elkaar hebben. En dat is best ingewikkeld. Het heeft mij ook lang gekost om de boomkwekers mee te nemen in zo’n wandelpad van verbeelding. Dan is het fijn dat je zo’n worsteling ook kunt delen met andere partners in de samenwerking. En vervolgens kijkt hoe je het gaat verbreden.”
Dingemans: “In het huidige maatschappelijke debat, of dat nu het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn is, de verdroging, of het stikstofprobleem…. Voor al die problemen geldt dat je ze samen moet proberen op te lossen. Dat je elkaar nodig hebt.” Hoeksema: “Precies. Volgens mij hebben we ook al genoeg voorbeelden gegeven. We proberen de steel aan de vork te steken met elkaar.”
Ondanks de geboekte resultaten blijven er genoeg dingen om naar uit te kijken, zeggen beiden. Voor Dingemans is dat bijvoorbeeld het verbeteren van de boer-buur-burger-relatie.
Hoeksema noemt ecosysteemdiensten: “Waar ik naar uitkijk is dat we ook andere dingen gaan waarderen dan alleen de voedselproductie. En of we daar dan ook werkelijk een structurele waardering aan weten te koppelen. Buiten de markt om bijvoorbeeld? Ik zou het heel waardevol vinden om te verkennen of dat mogelijk is. Omdat je daarmee voor een stukje ook het huidige prijssysteem verlaat.” Dingemans knikt: “Dan moet je de boeren ook echt meer als een dienstverlener van het landschap gaan zien. Die is dan meer dan alleen voedselproducent, die gaat dan ook over ecosysteemdiensten.”
Hoeksema vindt het spannend omdat de wetenschap het er nog niet over eens is of je ecosysteemdiensten moet koppelen aan voedselprijzen of apart moet belonen. En het vraagt niet alleen een transitie op het boerenbedrijf, maar ook een transitie bij de partners, ziet hij. “Het waterschap heeft nu nog een heel traditionele manier van belasten. Dat moet misschien ook wel anders dan.” Dingemans beaamt: “En de relatie met de consumenten.” Hoeksema: “Ja, boeren en burgers. Misschien moet die relatie wel totaal andersom. En dat is heel ingewikkeld.”
Gevraagd naar een tip aan Brabants Bodem om de ambities waar te maken en resultaten te halen, wil Dingemans meegeven dat Brabants Bodem zich niet teveel moet laten afleiden door wat er buiten het project gebeurt. Hoeksema is het daarmee eens, maar voegt nog graag iets toe: “Stel je oordeel zo lang mogelijk uit. Dat is best ingewikkeld voor bestuurders, ik ben de eerste om dat te erkennen, maar luister eerst voordat je je oordeel velt.” “Mooie tip!” lacht Dingemans.